Tovenaar Kiprich denkt met weemoed terug aan tijd in Rotterdam
De zes jaar die hij bij Feyenoord speelde waren de beste van zijn leven. Jozsef Kiprich volgt zijn oude club nog op de voet en denkt met weemoed terug aan zijn tijd in Rotterdam. “Volgend jaar gaat het beter.” Kiprich, inmiddels 46 en nog steviger dan hij in zijn voetballende jaren was, steekt aan een bar in Budapest een sigaret op. Zijn Nederlands is aanvankelijk een beetje roestig, maar wordt snel beter. Wat hij vindt van de malaise bij Feyenoord? Hij lacht een beetje. “Op dit moment moet de ploeg opbouwen. Volgend jaar gaat het beter, dat kan niet anders. Feyenoord hoort bij de eerste drie.”
DE ‘TOVENAAR VAN Tatabánya’,
zoals hij in Nederland altijd wordt genoemd, brengt zijn dagen door als trainer van de tweede divisieclub Gyirmót en heeft zijn ploeg naar de eerste plaats gecoacht. Promotie naar de hoogste divisie is aanstaande. Zijn oudste zoon Daniel is verdediger in het elftal van pa. De jongste, David, speelt bij Tatabánya, de club waar de oud-Feyenoorder zelf ooit begon. Met zijn Pro License kan Kiprich overal in Europa als trainer aan de slag. Zijn droombaan? “Als Ajax belt zeg ik nee, maar voor Feyenoord zou ik alles uit mijn handen laten vallen.”
DE OUDE SPITS weet dat hij in Nederland nog altijd vereerd wordt. “Er komen nog steeds veel supporters naar Tatabánya. Dan gaan ze eerst vakantie vieren aan het Balatonmeer en daarna bij mij langs. Dat vind ik leuk. Deze zomer stonden er opeens dertig motorrijders voor de deur. Ik was jammer genoeg niet thuis.”
TERUGBLIKKEND HEEFT hij spijt dat hij na zes jaar bij Feyenoord is weggegaan. “Ik kreeg een mooi contract in Cyprus, maar ik had mijn Nederlandse paspoort al aangevraagd. Ik ging alleen net te vroeg weg.” Maar als zijn schema het toelaat komt hij nog steeds graag naar Nederland. De laatste keer is al weer anderhalf jaar geleden. Wat hij het meest mist? “De atmosfeer in het stadion, de supporters. Feyenoord was de mooiste tijd van mijn leven.”